Recensie door George Katsiaficas van If We Burn (Vincent Bevins)

Toen het boek van Vincent Bevins, If We Burn, in 2023 uitkwam, werd het enthousiast ontvangen door de toen net weer opkommende neo-communistische bewegingen in het Westen. Het zou verklaren waarom bewegingen die niet centraal, liefst op Leninistische leest geleid werden, gedoemd waren te mislukken. George Katsiaficas – die al tientallen jaren onderzoek doet naar opstandige bewegingen en hun internationale dimensies, en begon met Mei ’68, laat weinig heel van het boek in zijn recensie.

Vincent Bevins is een behoorlijk getalenteerde journalist. Zijn eerste boek, The Jakarta Method, bood langverwachte inzichten in de manipulatie door de Verenigde Staten van het Indonesische leger en islamitische functionarissen. Amerikaanse agenten verstrekten namen en adressen van ‘verdachte communisten’ en andere ‘ongewenste personen’. In 1965 waren de Amerikanen de drijvende kracht achter de massale zuivering waarbij maar liefst een miljoen mensen omkwamen, misschien zelfs meer. Zoals Bevins aangeeft, was Indonesië voor het Amerikaanse imperium een veel grotere buit dan Vietnam, dat meer dan 58.000 Amerikaanse levens en miljarden dollars kostte, om uiteindelijk in een totale mislukking te eindigen.

De ondertitel van If We Burn, The Mass Protest Decade And The Missing Revolution, onthult het centrale probleem van zijn analyse. Er was geen enkel ‘decennium van massale protesten’. Vanaf de jaren zestig hebben golven van massale mobilisaties elk decennium overspoeld. Van de ontwapeningsbeweging van eind jaren zeventig en begin jaren tachtig, de gelijktijdige anti-kernenergiebeweging in de Verenigde Staten en Duitsland, de volksopstand in Gwangju in 1980, die de weg vrijmaakte voor de golf van Aziatische opstanden van 1986 tot 1992 – de Filippijnen (1986), Zuid-Korea (1987), Birma (1988), Tibet en China (1989), Nepal en Bangladesh (1990) en Thailand (1992) – de omverwerping van de Oost-Europese Sovjetregimes, de andersglobalistische opstand van de Zapatistas (1994) tot Seattle (1999) en daarna, de massale anti-oorlogsmobilisatie van 15 februari 2003, toen tot 30 miljoen mensen zich mobiliseerden tegen de tweede oorlog in Irak nog voordat die was begonnen.

Al deze opstanden hebben de weg vrij gemaakt voor de Arabische lente van 2011, die, hoe rampzalig die ook is afgelopen, heeft bijgedragen aan het ontstaan van Occupy Wall Street in meer dan 900 steden over de hele wereld, evenals de Bewegingen van de Pleinen in Spanje en Griekenland. De voortdurende hernieuwing van opstanden, revoltes en revoluties culmineert vandaag in de opstanden van generatie Z, die al in meer dan 17 landen hebben plaatsgevonden en drie regimes hebben omvergeworpen (Sri Lanka, Bangladesh en Nepal). De jongste episode van het Eros-effect bereikte een hoogtepunt in september 2025, toen opstandelingen in ten minste elf landen de straat op gingen. Deze voorbeelden van het Eros-effect doen zich voor wanneer opstanden elkaar voeden en inspireren, wat steeds vaker leidt tot gelijktijdige opstanden.

De activering van het Eros-effect is een van de kenmerken van de voortdurende bewegingen sinds de jaren zestig. Tijdens deze magische momenten worden lang gekoesterde waarden (patriottisme, hiërarchie, patriarchaat) plotseling vervangen door nieuwe waarden, zoals samenwerking in plaats van concurrentie, menselijke solidariteit in plaats van nationalisme, horizontale besluitvorming in plaats van macht door een elite, en pogingen om normaal gesproken onbetwiste aspecten van het dagelijks leven, zoals etnische vooroordelen en patriarchale autoriteit, te overwinnen. Bevins begrijpt de transcendentale ervaringen van straatacties, maar alleen in individuele termen. Zoals hij ontdekte, kwam een vrouwelijke deelnemer aan het Tahrirplein in een depressieve toestand aan en vertrok alsof een “ander universum” haar had getransformeerd, iets dat “diepgaand, onvoorstelbaar mooi” was. Een opstandeling die door een traangasgranaat in het hoofd was geraakt, kwam terecht in het ziekenhuis waar hij zijn ogen richtte op een nabijgelegen gewonde man, die hij niet kende, “maar op dat moment waren ze broers, het gevoel was transcendent en veel krachtiger dan de pijn achter in zijn schedel”.

Bevins begrijpt de erotische cathexis(*) in de straten, maar alleen in termen van individuen, niet in termen van de kristallisatie van opkomende groepsidentiteiten, van nieuwe inspiratie voor toekomstige bewegingen.

Bevins is niet de enige die de verbanden tussen deze opstanden niet begrijpt. Veel hedendaagse geschiedschrijving en media beschouwen ze eveneens als afzonderlijke en op zichzelf staande gebeurtenissen die niets met elkaar te maken hebben. Zelden legt iemand het verband tussen deze gebeurtenissen. Het boek van Bevins is geen macrogeschiedenis. Op basis van zijn journalistieke ervaring duikt hij in activistische kringen die na Occupy Wall Street (die hij merkwaardig genoeg weglaat) op tien plaatsen zijn ontstaan, waaronder Brazilië, Tunesië, Egypte, Turkije, Brazilië, Oekraïne, Hongkong en Chili.

In beide zijn boeken identificeert Bevin een aantal personen die hij beschouwt als belangrijke ‘leiders’ van bewegingen. Omdat zij hun eigen dromen niet hebben kunnen verwezenlijken, beschouwt hij de bewegingen als mislukkingen en is hij van mening dat de ‘ontbrekende revolutie’ nooit heeft plaatsgevonden. Maar als we kijken naar de opstanden van de huidige generatie Z, kunnen we niet anders dan hun continuïteit met eerdere bewegingen opmerken in hun spontane uitbarstingen, vreugdevolle uitingen die losstaan van bestaande politieke partijen, en internationale solidariteit. Deze voortdurend hernieuwde opstanden in tientallen landen maken deel uit van een langdurig proces, dat hopelijk nog zal leiden tot een wereldhistorische revolutie.

Bevins idee van de ‘instantkoffie’-revolutie brengt hem ertoe te treuren om ‘de ontbrekende revolutie’. Zijn cynisme komt duidelijk naar voren in zijn afwijzing van een van de grote resultaten van de Indonesische revolutie, namelijk het ontstaan van de Derde Wereld-beweging van niet-gebonden landen. Tot op de dag van vandaag houdt de conservatieve regering daar strikt vast aan een anti-oorlogshouding in de internationale betrekkingen (hoewel tragisch genoeg niet voor binnenlandse aspiraties tot onafhankelijkheid). In een artikel in 2025 herinnert hij zich dat de Aziatisch-Afrikaanse Conferentie van Bandung in 1955 plaatsvond toen “landen in Azië en Afrika het koloniale juk afwierpen, aandrongen op een transformatie van de wereldeconomie en burgerrechtenbewegingen in de VS en Zuid-Afrika inspireerden. ‘Maar het liep natuurlijk allemaal op niets uit’”, zegt hij, waarbij hij een conservatieve waarnemer citeert. “In 1965 waren de pioniers van de Afro-Aziatische beweging allemaal uit de weg geruimd. Soekarno in Indonesië, Nkrumah in Ghana, Lumumba in Congo, allemaal afgezet of zelfs vermoord.” Nogmaals, individuele leiders werden vermoord en gemarginaliseerd, dus betekent dat dan dat “het allemaal op niets uitliep”? Pardon, “niets”?

Bevins heeft bewezen dat hij in staat is tot gedetailleerd onderzoek en het nauwkeurig weergeven van gebeurtenissen, maar hij veroorlooft zich ook de luxe om met autoriteit te spreken zonder het nodige onderzoek te doen. Door individuele vertellers te creëren via wie hij zijn eigen analyse verwoordt, projecteert hij zijn overtuigingen op hen zonder daarvoor verantwoordelijkheid te hoeven nemen. Hij citeert een activist die gelooft dat de SDS (Students for a Democratic Society in de VS) uit de jaren zestig is ontsproten uit de schijnwerpers van de media, dat deze “buiten de media eigenlijk niet bestond”. Ik ben het daar niet mee eens. Jarenlang heeft de SDS zich vanaf de basis opgebouwd. Toen SDS zich in 1969 ontbond vanwege interne meningsverschillen, had het tussen de 30.000 en 50.000 leden, mogelijk zelfs wel 100.000. Toen het hoofdkantoor in Chicago werd gesloten, lagen de archiefkasten vol met ongeopende brieven. Er waren tal van lokale afdelingen, soms zelfs meer dan één in kleine steden. De massamedia speelden een rol, maar waren niet de belangrijkste factor.

Volgens de omslag van Bevins’ boek hebben: “Van 2010 tot 2020 (…) meer mensen deelgenomen aan protesten dan ooit tevoren in de geschiedenis van de mensheid.” Hij selecteerde de Arabische lente, het Taksim-park in Turkije, Oekraïne (de door Victoria Nuland geleide opstand, ook wel Euromaidan genoemd) en bewegingen in Chili en Hongkong. Hij besteedt slechts vier keer aandacht aan Occupy Wall Street, ondanks de deelname van honderdduizenden mensen in meer dan 900 steden in 82 landen. Op één korte vermelding na laat hij de Black Lives Matter-beweging van 2014 in de Verenigde Staten buiten beschouwing, waaraan meer dan 15 miljoen mensen deelnamen (een minimale schatting). Hij gaat niet in op Rojava, misschien wel een van de meest strategische initiatieven van het decennium dat hij bespreekt, en negeert de Zapatistas vrijwel volledig. Hij wijst terecht op internationale synchroniciteit en verbanden. Na de moord op Michael Brown in 2014 in Ferguson, Missouri, hielden activisten in de hele VS hun armen omhoog en scandeerden ze “Hands Up, Don’t Shoot!” Al snel maakten demonstranten in Hongkong hetzelfde gebaar.

Naar eigen zeggen begrijpt hij dat “protesten uiteindelijk communicatieve gebeurtenissen zijn die gericht zijn op bestaande elites”. Zijn misvatting dat protesten gericht zijn op elites verklaart waarom hij niet begrijpt hoe protesten elkaar beïnvloeden, hoe opstanden voortbouwen op de successen en mislukkingen van eerdere opstanden. Ik heb in mijn boek Asia’s Unknown Uprisings veel voorbeelden hiervan aangehaald. Om er maar één te noemen: de wreedheid van de Koreaanse Oorlog onderbrak de eenwordingsbeweging in Zuid-Korea, die in 1961 zo krachtig was dat er een door de VS gesteunde staatsgreep werd gepleegd om deze te stoppen. Zodra de door de VS gesteunde militaire dictatuur jaren later werd omvergeworpen, laaide de eenwordingsbeweging onmiddellijk weer massaal op.

Elders beweert Bevins dat “de beslissing om de straat op te gaan en grote aantallen mensen naar zeer zichtbare openbare ruimtes te brengen, vooral kan worden gezien als een media-actie”. Hij begrijpt niet dat protesten, opstanden en revoltes de deelnemers zelf veranderen en ook invloed hebben op anderen die getuige zijn van deze gebeurtenissen. Dit zijn enkele van de belangrijkste gevolgen en effecten, niet hun invloed op miljardairs en hun media, tenzij dat je focus is als professioneel journalist die, net als Bevins, voor verschillende massamedia heeft gewerkt, zoals de Financial Times in Londen, de LA Times en de Washington Post.

Door bij verschillende locaties op een bepaald moment binnen te vliegen, concludeert Bevins dat hij een ontbrekend ingrediënt voor revolutie heeft ontdekt: gecentraliseerd leiderschap. Helaas heeft hij niet stilgestaan bij de uitkomst van de bolsjewistische revolutie en bij hun onderdrukking van de basisbeweging ten gunste van het bewind van de partij. Wat nog belangrijker is, hij lijkt zich er niet van bewust te zijn dat we, willen we in een vrije samenleving leven, ons eerst moeten bevrijden van diepgewortelde patronen van overheersing en passieve berusting in de macht. Zoals Marcuse opmerkte, moeten we ons zelfs van instinctieve behoeften bevrijden voordat een echte revolutie mogelijk is. Aanhoudende opstanden zijn een belangrijk middel om onszelf te bevrijden. De transformatie van mensen die betrokken zijn bij opstanden is een van de belangrijkste resultaten ervan. De zelfvorming van de menselijke soort verloopt via arbeid en kunst, maar opstanden zijn ook een belangrijke dimensie van dit proces.

Bevins’ rol als buitenstaander, een professionele journalist die zijn brood verdient met het schrijven over bewegingen, wordt duidelijk wanneer hij concludeert dat de bewegingen die hij bestudeerde “vreemde gebeurtenissen van het decennium” waren. Vreemd? Of mooi? Al enige tijd proberen journalisten, beroemdheden en academici bewegingen te beïnvloeden op basis van hun eigen begrip als buitenstaanders. Bijna al deze beroemdheden veroordelen militante straatacties als contraproductief of zelfs schadelijk. Misschien wel de meest extreme van deze critici is Chris Hedges, wiens uitbarstingen een ander onderwerp zijn. Zoals recente opstanden van Gen Z hebben aangetoond, hebben militante tactieken in enkele dagen meer bereikt dan veel bewegingen in decennia. Zolang we onze opstanden laten beïnvloeden door beroemde buitenstaanders, zullen hun cynische oordelen een negatieve invloed hebben op ons verzet.

(*) Noot van de vertaler: cathexis: Een psychoanalytische term die wordt gebruikt om de mentale energie te beschrijven die een persoon in zichzelf, anderen of objecten investeert.

https://www.globalinfo.nl/recensies-enzo/recensie-door-george-katsiaficas-van-if-we-burn-vincent-bevins/

George Katsiaficas

Author and activist, George Katsiaficas has written on anti-capitalist and revolutionary social movements globally.

https://eroseffect.com
Previous
Previous

Gen Z Schrijft Geschiedenis

Next
Next

Sri Lankan Youth: Look What You’ve Started!